Hedendaagse iconen zijn even waardevol als werken uit de voorbije eeuwen, wat de kunstzinnige waarde betreft, doordat hedendaagse icoonschilders zich aan de voorschriften moeten houden op technisch en symbolisch vlak. Icoonschilders kopiëren oude werken niet, maar geven een nieuwe symboliek weer. Het is de enige kunst die ten volle uitstraling geeft aan het bovennatuurlijke. Iconen passen bij vreugde, verdriet en afscheid. HET Klaarmaken van de plank is van het grootste belang zowel voor het schilderen als voor het behoud van de ikoon. De meest geschikte houtsoorten zijn : linden, elzen, populieren en berken. Voor grotere panelen worden er een tweetal dwarslatten aangebracht van een hardere houtsoort, om het kromtrekken en eventueel het barsten van het hout tegen te gaan.
Gewoonlijk wordt in de plank een vierhoek uitgetekend die dan wordt uitgediept, zodat aan de zijden verhoogde randen ontstaan. Dez e natuurlijke lijst dient eveneens om het kromtrekken tegen te gaan.
Het uitgediepte oppervlak wordt nu met een vloeibare lijmoplossing ingesmeerd om die in het hout te laten indringen en te laten drogen. Daarna wordt er een stuk linnen opgekleefd.
Een mengsel van krijt, lijm en water wordt op de stof aangebracht in bepaalde verhoudingen omdat ook hier min of meer de lange levensduur van de ikoon afhangt. In totaal 10 dagen van vellenlijm en krijt. Nadat de laag volledig gedroogd is, wordt het oppervlak gepolijst tot het volledig glad is.
Nu wordt op de toebereide plank de voortekening aangebracht van de ikoon, ofwel met een penseeltje in oker ofwel met een stift ingekrast.
Na de voortekening wordt het bladgoud opgelegd. Dit gebeurt voor het schilderen omdat de onregelmatige bladrandjes met een mesje kunnen worden weg gekrabd.
Als dan het goud aangebracht en geheel droog is komt het schilderen van de ikoon. Volgens de klassieke techniek, teruggaande op een eeuwenoude traditie en van generatie op generatie doorgegeven, gebeurt dit met eigeelverf. Pas wanneer er geen spatje eiwit meer rond de dooier zit wordt het vliesje van de dooier geopend en laat men deze in een flesje vloeien. Kleurpoeder, wijnazijn en water worden dan toegevoegd en met de vinger wordt alles tot een homogeen mengsel omgeroerd.
Zijn alle kleuren aangemaakt dan schildert men met effen kleuren de achtergrond van de ikoon, de gewaden en de lichaamsdelen, de voeten en het gelaat. De gelaatstrekken worden in etappen geschilderd en altijd van een donkere toon naar een lichtere toon. De zogezegde donkere plekken en schaduwen op de ikonen dienen om de essentiële partijen meer waarde te geven.
Als de ikoon volledig geschilderd is, komt er voor de eindfase nog het aanbrengen van de letters. Daarna laat men de ikoon enkele dagen drogen en komt men aan de laatste etappe : ze wordt volledig bestreken met een mengsel van allerlei harsen “Oliva genoemd”, die de heldere en frisse kleur van de ikoon behoudt tegen de inwerking van vocht, licht en lucht. Laatst wordt er een vernis opgebracht.
Gewoonlijk wordt in de plank een vierhoek uitgetekend die dan wordt uitgediept, zodat aan de zijden verhoogde randen ontstaan. Dez e natuurlijke lijst dient eveneens om het kromtrekken tegen te gaan.
Het uitgediepte oppervlak wordt nu met een vloeibare lijmoplossing ingesmeerd om die in het hout te laten indringen en te laten drogen. Daarna wordt er een stuk linnen opgekleefd.
Een mengsel van krijt, lijm en water wordt op de stof aangebracht in bepaalde verhoudingen omdat ook hier min of meer de lange levensduur van de ikoon afhangt. In totaal 10 dagen van vellenlijm en krijt. Nadat de laag volledig gedroogd is, wordt het oppervlak gepolijst tot het volledig glad is.
Nu wordt op de toebereide plank de voortekening aangebracht van de ikoon, ofwel met een penseeltje in oker ofwel met een stift ingekrast.
Na de voortekening wordt het bladgoud opgelegd. Dit gebeurt voor het schilderen omdat de onregelmatige bladrandjes met een mesje kunnen worden weg gekrabd.
Als dan het goud aangebracht en geheel droog is komt het schilderen van de ikoon. Volgens de klassieke techniek, teruggaande op een eeuwenoude traditie en van generatie op generatie doorgegeven, gebeurt dit met eigeelverf. Pas wanneer er geen spatje eiwit meer rond de dooier zit wordt het vliesje van de dooier geopend en laat men deze in een flesje vloeien. Kleurpoeder, wijnazijn en water worden dan toegevoegd en met de vinger wordt alles tot een homogeen mengsel omgeroerd.
Zijn alle kleuren aangemaakt dan schildert men met effen kleuren de achtergrond van de ikoon, de gewaden en de lichaamsdelen, de voeten en het gelaat. De gelaatstrekken worden in etappen geschilderd en altijd van een donkere toon naar een lichtere toon. De zogezegde donkere plekken en schaduwen op de ikonen dienen om de essentiële partijen meer waarde te geven.
Als de ikoon volledig geschilderd is, komt er voor de eindfase nog het aanbrengen van de letters. Daarna laat men de ikoon enkele dagen drogen en komt men aan de laatste etappe : ze wordt volledig bestreken met een mengsel van allerlei harsen “Oliva genoemd”, die de heldere en frisse kleur van de ikoon behoudt tegen de inwerking van vocht, licht en lucht. Laatst wordt er een vernis opgebracht.